Niets

Niets is een theatersolo van Roel Vanderstukken, gebasseerd op de jeugdroman ‘Niets was alles wat hij zei’ van Nic Balthazar. Praga Khancoryfee Maurice Engelen schreef de soundtrack voor de autistische Ben waar alles en niets om draait.

Je kijkt naar een helwitte vloer, afgebiesd door drie witte videoschermen. Op de smalle strook vloer staan een witte tafel en wit bed, als een vaste draagberrie. Aan de tafel speelt Ben een computerspelletje, op leven en dood. De jongen lijkt in een eigen wereld te leven, naast de ‘echte’ werkelijkheid. Theaterdebutant Roel Vanderstukken speelt zijn personage zodanig dat je in een oogopslag ziet en voelt wie die jongen is: onzeker, bang, opgesloten tussen de witte muren van autisme.

Ben probeert uit zichzelf te breken maar is zichzelf telkens te vlug af. Er ontbreekt een aantal ‘planeten’ in zijn hoofd om in het dagelijkse leven te kunnen functioneren. Hij probeert nochtans constant door zich met woorden een weg in het leven te rijmen, door op loeiharde Praga-Kahn-muziek de buitenwereld in te gaan. Met zijn videocamera tracht hij zichzelf en de wereld helder in beeld te krijgen. Het enige wat lukt, is dat hij in zijn isolement almaar meer het slachtoffer van pesterijen wordt. Zijn harteloze klasgenoten stampen hem zijn zolderkamer in. ‘Laat de wereld maar stikken.’ Hij zal nog een beetje zelfmoord plegen tussen zijn vier witte muren. en chatten met Barbie, misschien.

Ook voor Nic Balthazar is dit een debuut, als theaterregisseur dan. Zowel hij als Roel Vanderstukken verdienen een pluim voor de riskante onderneming die ze geslaagd volbren-gen. Balthazar sluit een huwelijk tussen theater en film. Dat lijkt wat op een lat-relatie omdat de beelden op zich zo sterk vertellend zijn dat ze soms weinig nood hebben aan elkaar. Vanderstukken draagt de hele voorstelling met

zijn subtiele, nietvanzelfsprekende vertolking. Hij vertelt niet vanuit zijn charmante zelf maar ondergaat een ware transformatie. Hij vertolkt overtuigend een autistische jongen in zijn in zichzelf gekeerde houding, zijn angstige oogopslag en zijn onzekere tics. Als zijn haar maar goed ligt. Als er maar niemand naast, achter of boven hem staat. Ben ploetert gebogen, bang voor alles en iedereen door de wereld. zonder woorden schreeuwt hij om hulp. Die prestatie maakt de even geacteerde filmbeelden (getui-genissen van onder meer de moeder (een sterke Marijke Pinoy), de wat te komische psychiater (Peter De Graef) of de leraar metaal (Jakob Beks)) enigszins vertragend voor het spelritme. Het spel, de machtig rijmende taal zijn zo veelzeggend dat de informerende getuigenissen soms overbodig aanvoelen.

Maurice Engelens muziek en de abstractere beelden drijven wel mee in de vaart van Vanderstukkens spel omdat ze niet verhalend maar sfeerscheppend zijn. En wellicht is het geen toeval dat de prachtig gefilmde begrafenisscène een van de meest intrigerende filmmomenten is omdat de acteur daar bewust ‘stopt’ met spelen en als dood op het bed gaat liggen.

Niets toont in een leegwit decor treffend de extreme volheid van een wereld waarin niet alleen autisten verloren lopen. Wat doe ik hier? Waarom begrijp ik mezelf niet? Waarom begrijpt niemand me? Waarom kan ik niet even onzichtbaar worden? Het zijn pijnlijk herkenbare gevoelens en gedachten.