Het atelier
De tweede wereldoorlog is afgelopen. Er zijn in Parijs geen Duitse troepen meer. Nu dweilen de Amerikanen de kroegen en de dancings af. Een nieuwe tijd vangt aan. Een nieuwe tijd, en een nieuwe hoop.
Maar Frankrijk beleeft al meteen een moeilijke periode, de wederopbouw loopt geenszins van een leien dakje. Bovendien zullen weldra in de koloniale gebieden van Indo-China moeilijkheden uitbreken die in een eindeloze en rampspoedige oorlog veranderen.
In die omstandigheden probeert Monsieur Léon een kleermakerszaak op gang te brengen. Hij is een jood, en mag dus van geluk spreken dat hij de bezetting door de nazi’s heeft overleefd.
Monsieur Léon wil de hele ellende vergeten. Wat gebeurd is, behoort tot het verleden, en het verleden (aldus zijn redenering) kan niets doen voor het heden. De meest zinnige houding die men in deze nog steeds ontwrichte wereld kan aannemen is: werken, hard werken om er bovenop te komen. En dat doet hij met hart en ziel.
Vijf vrouwen heeft hij tewerkgesteld. Over deze vrouwen, hun problemen, hun naijver, hun sympathie handelt dit stuk hoofdzakelijk. Ze kletsen, ze plagen, ze roddelen, ze lachen zich krom, ze hebben binnenpretjes als Monsieur Léon zich (in hun ogen althans) potsierlijk aanstelt.
Deze mensen leven nochtans in een onverkwikkelijke eenzaamheid. De oorlog heeft zijn sporen nagelaten. Simone bij voorbeeld, is een jodin, de Duitsers hebben haar man gedeporteerd. Tegen beter weten in hoopt ze lange tijd dat hij op een dag zal thuiskomen.