De Schoonzusters
Germaine heeft in een prijskamp één miljoen zegeltjes gewonnen. Daarmee kan ze uit een catalogus zoveel kiezen dat ze haar huis helemaal opnieuw kan inrichten. Op voorwaarde dat al die zegeltjes in boekjes worden geplakt. Daarom trommelt ze haar familie en buren op om te komen helpen.
Zo komen vijftien vrouwen samen in het keukentje. Hun grootste plezier is: roddelen, elkaar de loef afsteken, jaloers zijn en zich manifesteren, al was het maar door ruzie te maken. Ze vertellen elkaar datgene wat hun enige waarde kan geven in de ogen van de anderen.
De dialogen vormen de essentie van het stuk. Het taaltje is volks, rauw, zonder franje. Daartussen laveert de demente schoonmoeder die tracht iedereen te bijten of onder de rokken te gluren. Tot ze plots uit de bol gaat … Daar tegenover staan de monologen van de vrouwen tot de zaal die hun werkelijke pijn onthullen.